Appellant in deze zaak is een aannemer. Geïntimeerden zijn particuliere kopers van een bouwkavel die met appellant een aannemingsovereenkomst hebben gesloten voor het bouwen van een woning. De eerste vier deelfacturen van appellant zijn door geïntimeerden voldaan. De vijfde factuur wordt niet betaald. Geïntimeerden hebben klachten over het tot dan toe geleverde werk en de financier van geïntimeerden wil een taxatie maken van het tot dan toe geleverde werk alvorens de rekening wordt betaald. Geïntimeerden stellen appellant in de gelegenheid om de klachten op te lossen en weigeren de factuur te betalen totdat de klachten opgelost zijn. Appellant legt daarop zijn werkzaamheden neer, haalt alle bouwmaterialen weg en stuurt een creditnota voor de laatste factuur. Appellant ontbindt partieel de overeenkomst.
Hof
Het hof meent evenals de rechtbank dat de ontbindingsverklaring van appellant geen doel heeft getroffen, omdat daarvoor onvoldoende rechtvaardiging bestond. Het wegvallen van het vertrouwen in een goede samenwerking met geïntimeerden is onvoldoende grond om een zwaar en ingrijpend middel als de ontbinding van een aannemingsovereenkomst betreffende een woning van stal te halen, zeker nu het hier een particuliere opdrachtgever betrof. Door kortweg de stekker eruit te halen, heeft appellant de belangen van geïntimeerden in hoge mate veronachtzaamd en is hij zelf jegens hen tekortgeschoten en in verzuim geraakt.
Centrale vraag
Centrale vraag in deze zaak is of de aannemer (appellant) terecht een met particuliere kopers (geïntimeerden) gesloten aannemingsovereenkomst heeft ontbonden. Volgens appellant was dit het geval, ondanks dat de rechtbank van oordeel was dat de ontbindingsverklaring geen doel had getroffen omdat daarvoor onvoldoende rechtvaardiging bestond.