DUUROVEREENKOMSTEN
Bij een duurovereenkomst verbinden partijen zich om voor een bepaalde of onbepaalde tijd over en weer één of meer prestaties te verrichten. Het kan voorkomen dat het niet duidelijk is of er tussen partijen een duurovereenkomst tot stand is gekomen. Een voorbeeld hiervan is een recente zaak die speelde voor de rechtbank Den Haag. Wat was er aan de hand?
Slangenbeek kweekt grootschalig diverse soorten planten. Eén van de plantsoorten die Slangenbeek kweekt is de Omorika. Hortiflorais een bedrijf dat handelt in planten. Hortiflora neemt sinds 2020 elke jaar de Omorika af van Slangenbeek. In 2024 heeft Hortiflora de Omorika niet afgenomen van Slangenbeek.
Slangenbeek is het hier niet mee eens en stelt zich op het standpunt dat er tussen partijen een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, op grond waarvan Hortiflora is gehouden om jaarlijks de volledige kweek Omorika van Slangenbeek af te nemen. Hortiflora weigert die duurovereenkomst echter na te komen. Daarmee pleegt zij volgens Slangenbeek wanprestatie.
De rechtbank overweegt als volgt. Het belangrijkste kenmerk van duurovereenkomsten is dat deze verplichten tot prestaties die gedurende zekere tijd voortduren, herhaald worden of elkaar opvolgen. Het antwoord op de vraag of een duurovereenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een duurovereenkomst kunnen de volgende omstandigheden relevant zijn: de duur van de relatie, de exclusiviteit van de samenwerking, de intensiteit van contact en overleg, de afspraak tot het gebruik van telkens dezelfde standaardovereenkomst en jaarlijkse prijsonderhandelingen terwijl leveranties doorlopen op grond van oude prijzen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat partijen al vier jaar zaken met elkaar doen op zichzelf niet voldoende is voor het aannemen van een duurovereenkomst. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er in onderhavig geval geen verplichting rustte op Hortiflora om de Omorika in 2024 van Slangenbeek af te nemen. Voor het aannemen van zo’n verplichting is volgens de rechtbank nodig dat dit door partijen expliciet is afgesproken dan wel dat Slangenbeek er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij ieder jaar als vanzelfsprekend een overeenkomst met Hortiflora zou aangaan. Hierbij is het van belang dat Hortiflora alle door Slangenbeek gekweekte Omorika zou afnemen tegeneen prijs waarover geen onderhandeling nodig is. Duidelijk is dat partijen ieder jaar opnieuw onderhandelden over de prijs en aantallen van de door Hortiflora af te nemen Omorika.
Dit betekent dat Slangenbeek er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een duurovereenkomst met een afnameverplichting was ontstaan. De rechtbank oordeelt dat Slangenbeek niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tussen partijen een duurovereenkomst tot stand is gekomen.